(Klik op de kattenrasnaam om naar de advertentie te gaan)
De kat of huiskat (Felis silvestris catus) is een van de oudste huisdieren van de mens. De gedomesticeerde kat behoort tot de familie der katachtigen (Felidae). Ook het woord poes is gangbaar, soms meer specifiek in het geval van een vrouwelijke kat. Een mannelijke kat heet een kater, en een jong katje een kitten.
De wetenschappelijke naam van de kat werd in 1758 als Felis catus gepubliceerd door Carl Linnaeus in de tiende druk van Systema naturae. De naam van de wilde kat, waarvan de gedomesticeerde kat afstamt, werd in 1777 door Johann Christian von Schreber gepubliceerd als Felis silvestris.
Van veruit de meeste dieren die gedomesticeerd zijn, is de wetenschappelijke naam afgeleid van de naam van de in het wild levende voorouders. In 2003 stelde de International Commission on Zoological Nomenclature in Opinion 2027 vast dat dit principe voor alle gedomesticeerde soorten gevolgd moet worden, en dat de naam van de wilde soort prioriteit heeft over die van de gedomesticeerde vorm, ook als die laatste eerder is gepubliceerd. Als de gedomesticeerde kat wordt beschouwd als een ondersoort van de wilde kat, dan is de correcte naam voor de soort Felis silvestris, en het trinomen voor de ondersoort Felis silvestris catus.
Een jong katje heet een kitten. Ongeveer 66% van de kittens komt ter wereld met de kop eerst. Bij de geboorte is een kitten doof en blind. Na ongeveer 10 dagen kan een kitten zien en na 17 dagen werkt het gehoor. Na vier tot vijf weken gaat een kitten over op vast voedsel. Dit is ook het moment waarop de moederpoes de kittens leert om gebruik te maken van de kattenbak. Toch blijven veel kittens zogen bij de moeder tot ze minstens een maand of 6 zijn, indien ze de kans krijgen.
Onderstaande tabel geeft de ontwikkeling van een kitten weer.
Tijd | Omschrijving |
---|---|
1 week | ogen open, begin van focussen |
2 weken | kan kruipen maar nog niet op poten staan |
17 dagen | kan horen |
3 weken | begint te lopen |
4 weken | begint met vast voedsel |
6 weken | ogen beginnen definitieve kleur te ontwikkelen |
8 weken | heeft volledig melkgebit |
8 weken | jachttechniek wordt geoefend |
8 weken | castratie mogelijk |
9 weken | eerste vaccinatie panleukopenie en rhinotraceitis/calici |
13 weken | tweede vaccinatie |
18 weken | wisseling melkgebit naar blijvend gebit |
24 weken | standaardleeftijd castratie |
In de jeugd van de kat is er een periode, tussen de 12e en 60e dag, waarin katten open staan voor indrukken en lessen. Deze inprentingsperiode is cruciaal voor het gedrag van de volwassen kat. Heeft de kat in deze tijd geen mensen gekend, dan zal deze moeilijk te socialiseren zijn.
Als een moederpoes de uitgekozen veilige nestplaats niet veilig genoeg vindt, kan ze de jongen zo nu en dan naar een andere plek brengen. Dit doet zij instinctief. Hierbij worden de jongen aan de nekspier gedragen. Een ook bij volwassen katten aanwezige reflex zorgt ervoor dat de dieren dan compleet ontspannen zijn.
Tegenwoordig worden de meeste kittens rond de 8 weken naar de nieuwe eigenaar gedaan. Wettelijk gezien mogen kittens vanaf 7 weken bij de moeder weg gehaald worden. Het is echter aan te raden de kittens veel langer bij de moeder te laten, zeker tot zij een week of 15 zijn. De kittens zijn tegen die tijd twee maal gevaccineerd en hun natuurlijke weerstand is voldoende opgebouwd.